Hans (67) vliegt al jaren de wereld over. Twee keer per jaar pakt hij het vliegtuig, meestal naar verre oorden. “Ik heb hard gewerkt,” zegt hij trots. “Dan mag ik ook comfortabel reizen.” Hij noemt zichzelf een “ervaren reiziger”, met duidelijke opvattingen over wat wel en niet kan in een vliegtuig.
Laatst vloog hij naar Thailand en kreeg ruzie met de man achter hem. Die was lang, breedgeschouderd en had zijn knieën al tegen de stoel voor Hans gedrukt. Toen Hans zijn stoel achterover liet zakken, begon het gemopper. “Hij deed alsof ik hem aanviel,” zegt Hans verontwaardigd. “Maar ik deed gewoon wat iedereen doet: mijn stoel in lig-stand zetten.”
Het incident
Volgens Hans is het belachelijk dat mensen boos worden om iets wat simpelweg bij de stoel hoort. “Er zit een knopje voor. Dat is er niet voor de sier,” zegt hij scherp. Hij had geen zin om eerst te vragen of het mocht. “Moet ik ook toestemming vragen om het lampje aan te doen?” snuift hij.
De man achter hem vroeg vriendelijk de stoel weer omhoog te doen, omdat hij nauwelijks kon bewegen. Maar Hans bleef principieel. “Dan hadden ze die stoelen maar ruimer moeten maken,” zegt hij. “Ik betaal niet honderden euro’s om rechtop te zitten als een sardientje.”
Betaald is betaald
Hans ziet het als een kwestie van recht. “Ik betaal voor mijn stoel mét ligfunctie. Dan gebruik ik die. Punt.” Hij vindt dat mensen zich aanstellen en dat er een generatie van overgevoelige reizigers is ontstaan. “Iedereen wil tegenwoordig comfort, maar niemand wil ervoor betalen.”
Volgens hem is het heel simpel: wie meer beenruimte wil, koopt een duurdere stoel. “Waarom zou ik lijden omdat iemand anders langer is? Daar heb ik toch niks mee te maken?” zegt hij. “Ik ben kleiner, ik pas prima. Niet mijn probleem dat hij niet in de stoel past.”
“Mensen zijn gewoon verwend”
Hans vindt dat de luchtvaart te veel rekening houdt met klagers. “Ze willen alles: goedkoop vliegen, gratis eten en dan ook nog persoonlijke ruimte. Dat kan niet,” zegt hij. Hij vindt dat het vliegtuig een gedeelde ruimte is waarin iedereen een beetje moet incasseren.
“De een praat te hard, de ander ruikt naar fastfood, ik zet mijn stoel achterover. Dat hoort erbij,” zegt hij droog. “Je kunt niet alles controleren. Wie dat niet wil, moet maar met de trein.”
Geen zin in schuldgevoel
Sommige passagiers vinden het beleefd om eerst te vragen of het stoort als je de stoel naar achteren doet. Hans vindt dat onzin. “Dan geef je mensen een kans om nee te zeggen. En dan zit jij weer rechtop. Nou, bedankt,” zegt hij sarcastisch.
Hij voelt zich niet schuldig. “Ik heb mijn stoel niet in de nek van die man geduwd. Ik deed wat toegestaan is. Als hij dat niet trekt, moet hij businessclass boeken.” Voor hem is het geen kwestie van beleefdheid, maar van assertiviteit. “Mensen moeten leren hun grenzen te verleggen, niet hun stoel.”
De strijd om comfort
Hans zegt dat vliegen tegenwoordig een veldslag is geworden. “Iedereen vecht om ruimte, om bagagevakken, om stilte,” zegt hij. “Het is een gevecht tussen ego’s in een aluminium buis.” Volgens hem is dat juist reden om de weinige mogelijkheden tot comfort te benutten. “Als ik drie uur slaap kan pakken, doe ik dat. Klaar.”
Hij vindt dat mensen te snel emotioneel reageren. “Ik heb zelfs iemand horen zeggen dat het ‘onmenselijk’ was. Onmenselijk! We hebben het over een stoel, geen oorlog.”
Ouder en onvermurwbaar
Met zijn 67 jaar heeft Hans weinig geduld voor wat hij noemt “gevoelige sneeuwvlokken in de lucht”. “Vroeger was reizen nog avontuur. Nu klagen ze als het eten op is of het schermpje hapert,” zegt hij. “Ik doe wat ik altijd heb gedaan: stoel achterover, ogen dicht, rust.”
Hij begrijpt dat niet iedereen dat prettig vindt, maar weigert concessies te doen. “Als je zoveel moeite hebt met andere mensen, blijf dan thuis. Vliegen is delen. En ik deel mijn stoel niet.”
Wat vindt de lezer?
Hans heeft een punt: hij gebruikt iets waar hij voor betaald heeft. Tegelijk roept zijn houding vragen op. Moet comfort ten koste gaan van een ander? Gaat recht voor beleefdheid?
Wat vind jij? Heeft Hans groot gelijk, of is zijn “ik-betaal-dus-ik-mag” mentaliteit precies wat reizen tegenwoordig zo onverdraagzaam maakt?