Waarom je niet onbeperkt belastingvrij kunt sparen
Een flink gevulde spaarrekening is lekker, maar de fiscus kijkt wel mee. In Nederland betaal je namelijk belasting over je vermogen zodra je boven de vrijstelling uitkomt. Dat heet het heffingsvrije vermogen en valt in Box 3. Goed om te weten: je eigen huis en de eventuele overwaarde daarop vallen daar niet onder. In dit artikel lees je wat wél meetelt, hoeveel je in 2025 belastingvrij mag aanhouden en welke keuzes je straks kunt maken bij je aangifte.
Hoeveel mag je in 2025 belastingvrij sparen?
In 2025 is de vrijstelling €57.684 per persoon. Heb je een fiscale partner, dan mag je samen €115.368 buiten schot houden. Dat is een tikje hoger dan in 2024, toen het bedrag €57.000 was. Oorspronkelijk zou de grens door inflatie stijgen naar €62.643, maar dat plan is niet doorgezet. Je betaalt alleen belasting over het deel van je vermogen dat boven deze vrijstelling uitkomt.
Vooruitblik: daling van de vrijstelling in 2026
Er zit wel een domper in het vat voor 2026: dan gaat het heffingsvrije vermogen omlaag naar €51.396 per persoon, of €102.792 als je een fiscale partner hebt. De vrijstelling werkt nog steeds hetzelfde: alleen het bedrag boven die grens wordt belast. Houd hier vast rekening mee als je spaargeld of beleggingen groeit, of als je plannen maakt voor later.
Wat telt mee in Box 3 en wat niet?
Vrijwel al je bezittingen die niet onder je eigen woning vallen, worden opgeteld in Box 3. Denk aan spaargeld, je betaalrekening, beleggingen, aandelen, leningen die jij hebt uitstaan en een eventueel tweede huis. Niet meetellen: je eigen woning met overwaarde, roerende spullen zoals je inboedel, auto of caravan, en schulden of vorderingen bij de Belastingdienst. De volledige opsomming vind je op de website van de Belastingdienst.
Rekenvoorbeeld: hoe werkt dat dan?
Stel, je hebt €70.000 op je spaar- en betaalrekeningen staan. In 2025 is de vrijstelling €57.684. Je belastbare deel is dan €12.316 (€70.000 − €57.684). Over dat meerdere wordt vervolgens het rendement berekend waar je belasting over betaalt. Je betaalt dus niet over je hele spaarpot, alleen over wat boven de vrijstelling uitsteekt.
Kiezen tussen fictief en werkelijk rendement
Nieuw in 2025: je mag zelf kiezen hoe de Belastingdienst jouw rendementsgrondslag bepaalt. Optie één is het fictieve rendement, een vast percentage dat de overheid per categorie vaststelt. Voor 2025 is dat 1,44% voor spaargeld, 5,88% voor beleggingen en overige bezittingen, en − als aftrekpost − 2,62% voor schulden. Optie twee is het werkelijke rendement: wat je daadwerkelijk hebt verdiend (of verloren). Bij de aangifte over 2025, die je in 2026 indient, vul je beide varianten in en de Belastingdienst neemt automatisch de laagste uitkomst als basis. In beide gevallen geldt een tarief van 36% over het berekende rendement.
Manieren om je Box 3-heffing te drukken
Schulden verlagen het belastbare vermogen in Box 3, waardoor je minder belasting betaalt. Verder is er een extraatje voor wie kiest voor duurzaam: stort je geld in een erkend groenfonds, dan mag je bovenop het heffingsvrije vermogen nog eens €26.312 per persoon vrijstellen in Box 3. Dat kan het verschil maken als je net tegen de grens aan zit of als je al wat vermogen hebt opgebouwd.
Sparen voor (klein)kinderen
Wil je geld opzijzetten voor je kind of kleinkind en staat de rekening op hun naam? Dan telt dat vermogen niet mee in jouw Box 3. Handig als je wilt sparen voor later zonder je eigen belastingpositie te verzwaren. Uiteraard geldt dan wel dat het geld echt van het kind is en je het niet als ouder/verzorger zomaar weer naar jezelf terugboekt.
Samengevat
Voor 2025 ligt de belastingvrije grens op €57.684 per persoon en €115.368 met fiscale partner. In 2026 zakt die grens. Je kiest straks zelf tussen belasting op een fictief rendement of op je echte rendement; het voordeligste telt. Let op wat wel en niet meetelt in Box 3, gebruik waar mogelijk schulden en erkende groenfondsen in je voordeel, en onthoud dat sparen op naam van je (klein)kinderen buiten jouw Box 3 blijft.